donderdag 30 oktober 2014

Tacocat: 'Shame spiral' (2010)

Waar Tacocat op het dit jaar verschenen 'NVM' hun erg vlot in het oor liggende poppunk spannend weet te houden door een aanzienlijke diversiteit aan invloeden binnen te laten sijpelen, komt het viertal uit Seattle op hun debuutlangspeler behoorlijk wat rauwer uit de hoek. Hoewel 'Shame spiral' reeds een aantal nummers herbergt die getuigen van Tacocats hitgevoelige potentieel, wordt op dit album iets minder expliciet gezocht naar de perfect melodieuze zanglijn, wat niet wegneemt dat het gros van de songs uitermate catchy doorkomt, zij het dikwijls op een eerder sloganeske wijze.

Zoals 'TSS' bewijst worden Eric Randalls rechttoe rechtaan punkrockriffs vaak monotoon omkadert, wat met zijn dokkerende vaart voor een aanstekelijke energie-opstoot zorgt. Onder meer het robuuste basspel op 'Annual violation' geven sterke riot girrrl invloeden prijs, terwijl 'Bike party' en het provocatieve 'UTI' dan weer dicht aanleunen bij het vroege werk van Black Flag. De nummers klokken slechts een paar keer nipt op drie minuten af, maar halen doorgaans de twee minutengrens niet, en het geheel is gezegend met een onmiskenbaar lo-fi gevoel, extra in de verf gezet door het sporadisch opduiken van een laagdrempelige kazoo.

De onlangs tot de Hardly Art-stal toegetreden band kan zich het ene moment verliezen in een haast kinderlijke euforie, om even later weer volop met de voeten op de grond maatschappijkritisch in de aanval te trekken. Uit 'Shame spiral' spreekt het garagegevoel van een aantal gelijkgestemde geesten die samen aan het pad timmeren, en ondertussen niet vergeten zich tegelijkertijd flink te amuseren.

Tacocat toert momenteel (voor het eerst) door Europa. Dit brengt hen volgende dinsdag (04.11) naar het Gentse Café Video; zeker de moeite waard om eens binnen te springen!

maandag 20 oktober 2014

Mark Lanegan Band: 'Phantom radio' (2014)

Terwijl 'Blues funeral' zich liet luisteren als een gefragmenteerd en gepoëtiseerd dagboekrelaas van Mark Lanegans nimmer eindigende lijdensweg die het afkicken met zich meebrengt, zoekt de getormenteerde bard zich op 'Phantom radio' een plaats in een ijzingwekkende schaduwwereld waar geesten van onder andere kinderen die achterstevoren praten de dienst uitmaken. Letterlijker dan ooit leeft Lanegan zich in in zijn rol van poète maudit die enkel nog als fysiek omhulsel in de realiteit aanwezig is maar wiens ziel reeds lang verloren liep in het ondermaanse.

Veelvuldig gebruik makend van een bijbelse metaforiek laat de frontman weinig ruimte voor interpretatie: hoewel hij zijn eigen moeder nog wel even om begrip vraagt, rekent hij wegens de zonde van een aan drugs weggegooid leven niet meer op vergeving door een hogere macht. Thematisch borduurt hij hiermee voort op een oer-Amerikaanse singer-songwriter traditie, en ook muzikaal bewijst een nummer als 'I am the wolf' dat hij de reeds lang gekoesterde bluesy countryfolk nooit helemaal zal kunnen loslaten. Zo had 'Judgement time' perfect gepast op solodebuut 'The winding sheet' en leunt 'Torn red heart' stilistisch erg dicht aan bij coveralbum 'I'll take care of you'.

Niettemin ging Lanegan, voortbouwend op het geluid van 'Blues funeral', nog eens flink aan de slag met electronica om in het algemeen tot een kille, wat ijle eighties-sound te komen. Het resultaat is een soort delirische koortsdroom vol koude rillingen waarin onder meer het lichtjes funky 'Seventh day', de droevige disco van 'Floor of the ocean' en de ijskoude, huiveringwekkende triphop van 'The killing season' opduiken. Op laatstgenoemde presenteert de zanger zich in zijn allerbeste momenten met verbeten declamaties als een door merg en been snijdende, rappende onheilsprofeet. Zowel vocaal als tekstueel komt de doorwinterde grungepionier op deze nieuwe plaat constant niet minder dan uitmuntend uit de hoek. Het is er bijvoorbeeld weinigen gegeven het thema van de lone wolf aan te snijden zonder in cliché's te vervallen en die daarentegen zelfs nog een originele invalshoek mee te geven.

Met band voegt Mark Lanegan met andere woorden alweer een uitstekende langspeler toe aan zijn reeds indrukwekkende catalogus. 'Phantom radio' is weliswaar een aangrijpend en tegelijkertijd bijzonder zwaarmoedig werkstuk dat best wel heftig op het gemoed kan werken, maar hey, niemand luistert naar Lanegan om in partymodus te geraken, toch?

donderdag 16 oktober 2014

Mozes and the Firstborn: 'Mozes and the Firstborn' (2013)

Waar de alsmaar frequenter heropduikende begin-jaren 90-invloeden dikwijls nogal gratuit en opportunistisch overkomen, is dat bij Mozes and the Firstborn allerminst het geval. De alternatieve gitaarrock op het zelfgetitelde langspeeldebuut van de Nederlanders is doordrenkt van een ontroerende authenticiteit en weet vooral de geest van wat ons betreft één van de interessantste periodes uit de recente muziekgeschiedenis op haast onnavolgbare wijze te vatten.

Dat het viertal kwistig catchy hooks en melodieuze refreinen in het rond strooit valt meteen op bij openingsduo 'Bloodsucker' en 'Peter Jr'. Terwijl je het lichtvoetige en uitermate aanstekelijk meezingbare 'I got skills' als het buitenbeentje op de plaat kan beschouwen, zorgen de aan een hypnotizerend dreunende riff opgehangen 'Seasons' en 'Time is a headache' ergens halverwege voor een kantelmoment. Het smachtende 'Gimme some' haalt hierna met zijn dubbele refrein weliswaar nog eens alles uit de kast en vormt daarmee een waar pareltje in dynamische altrock, maar doorgaans worden zowel tempo als totaalsound flink getemperd. We hebben het dan ondermeer over het Beatlesiaans poppy 'Skinny girl', de naakte singer-songwriter folk op 'Down with the band' en het oerbluesy, fieldrecording uitademende 'Heaven'.

Hoewel frontman Melle Dielesen zijn zanglijnen met een typische lo-fi lijzigheid brengt, laat hij dit niet ten koste gaan van helderheid, beweeglijkheid en soepele kracht. Thematisch spreekt uit zijn tegelijkertijd poëtische en redelijk directe lyriek vaak de subtiele maatschappijkritiek van de outsider; allemaal met een natuurlijke gratie gebracht waardoor het als vanzelfsprekend weer goed voelt om niet tot de goegemeente te behoren en er zelfs een tikkeltje scheef door bekeken te worden. Op bijna-afsluiters 'Down with the band' en 'Party crasher' schrikt hij er evenmin voor terug de erg persoonlijke toer op te gaan.

Mozes and the Firstborn trok de erfenis van onder andere Pavement, Guided By Voices en de Pixies een fris, gevarieerd en modern jasje aan, en leverde een dijk van een debuut af. Dat de Eindhovenaars ook in Amerika voet aan de grond lijken te krijgen en zelfs opgenomen werden in de Burger Records familie verwondert ons dan ook amper. We kunnen dit trouwens enkel uit volle borst toejuichen.

vrijdag 10 oktober 2014

Edward Vermeulen: 'De Blieckaerts' (1926)

In het twaalfde boek van de onder het pseudoniem Warden Oom pas na zijn vijftigste gedebuteerde, West-Vlaamse boerenzoon Edward Vermeulen (1861-1934) vinden we een grauwe plattelandsroman terug met een sterk moraliserende inslag. 'De Blieckaerts' plaatst een eerlijk en christelijk geïnspireerd landbouwersleven zowel fysiek als geestelijk lijnrecht tegenover de verdorvenheid van het dorpscafé dat, zoals de vertelling voorhoudt, met zijn verleidelijke maar destructieve macht op nauwelijks twee generaties tijd een eeuwenoude, florerende pachtersfamilie volledig ten gronde kan richten. Dit louter door toedoen van de mannelijke Blieckaerts die, in tegenstelling tot de godsvrezende vrouwen, hun zinnelijkheid niet kunnen beteugelen.

Hoewel het in zekere zin zorgt voor een authentieke, volkse sappigheid, komt het wat archaïsche en dialectische taalgebruik flink gedateerd over, evenals het naïef katholieke waardenregister waarin een door zijn dronken vader als baby tegen de muur gekwakt, mismaakt jongetje met een bochel en dwerggroei als zedelijk ideaal aanzien wordt omdat de aardse verlokkingen net daarom niet aan hem besteed zijn, en waarin de vroegtijdige dood van een door het steedse leven uitgeteerde protagonist doorgaat als happy end vermits de persoon in kwestie vlak voor zijn heengaan nog berouw toonde en aldus in extremis Gods genade over zijn ziel liet schijnen.

Waar dit allemaal niet meer van deze tijd lijkt, geeft het wel een goed beeld van het niet eens een eeuw oude Vlaamse, landelijke denkpatroon dat in bepaalde kringen volop gepropageerd werd.
In navolging van Hugo Verriests - van wie de auteur nota bene nog les kreeg aan het wegens Guido Gezelle ondertussen beruchte Kleinseminarie van Roeselare – cultuurflamingantistische 'Twintig Vlaamsche Koppen' (1901) was het christelijke en Vlaamsgezinde weekblad 'Ons Volk Ontwaakt' (voorloper van 'Ons Volk(ske)' en uiteindelijk zelfs 'Het Rijk der Vrouw') er in 1913 al als de kippen bij om Edward Vermeulens werk op te voeren als uiting van de oervlaamse volksziel. Wie deze nogal folkloristisch geportretteerd wil zien, evenals zijn grimmige keerzijde wanneer van het juiste pad wordt afgeweken, als een eenvoudig, hardwerkend en bovenal sober boerenbestaan is bij 'De Blieckaerts' aan het juiste adres.

maandag 15 september 2014

King Buzzo: 'This machine kills artists' (2014)

Als een soort rondzwervende troubadour van de underground trekt Buzz Osborne al enige maanden non-stop in zijn uppie van club naar bar naar alternatief festival in Amerika, Australië en Europa. Met zijn nakende passage op Incubate (18.09, Tilburg) en in De Kreun (19.09, Kortrijk) in het verschiet draaien wij alvast het dit jaar verschenen 'This machine kills artists' moeiteloos grijs. Terwijl King Buzzo bij de Melvins steevast kan terugvallen op loodzware basklanken, verschroeiende gitaargolven en fabelachtige drumsalvo's, brengt hij het er immers wonderbaarlijk goed vanaf met (letterlijk) enkel een akoestische gitaar ter beschikking.

Dat de godfather van de grunge bij de Melvins songschrijver van dienst is moge nu definitief duidelijk wezen. Drie kwartier lang worden we bestookt met een organische aaneenschakeling van energieke tempowisselingen en aanstekelijke monsterriffs die mits enkele effectpedalen en een batterij versterkers zo op 'Bullhead' of 'Stoner witch' terecht hadden gekunnen. Buzzo doet idiosyncratisch zijn eigen ding en past zich noch in een meer countryfolkgeoriënteerde richting, noch op de kil afgelikte wijze waarop metalgitaristen doorgaans akoestisch voor de dag komen aan de verwachtingen aan, en weet zo op verrassende wijze zowel de dreiging van sludge als snedigheid van punkrock tenvolle te vangen op een onversterkte soloplaat..

Wel laat Osborne al te lange noisescapes en bij de Melvins geregeld opduikende ambientmomenten grotendeels achterwege waardoor het album uitermate gebald doorkomt. Ook wordt de luisteraar voor een keer niet uitgedaagd met een aantal absurde elementen of een overdaad aan experimenteerdrang waardoor het album doordrongen is van een ernst die we bij zijn band weliswaar geregeld tegenkomen, maar die dan steevast wat getemperd wordt door ondermeer bizarre humor. Hoewel de lyrics aan de cryptisch kant zijn, neigen we er op basis van een aantal niet mis te verstane flarden zelfs naar te geloven dat we met een protestplaat te maken hebben. 'This machine kills artists' werkt zich met een rotvaart naar zijn einde, en barst van de variatie wat daarenboven tot uiting komt in een erg veelzijdig gebruik van de vocalen die het hele spectrum tussen blaffende punkstrofes en verheven gothicrefreinen ruimchoots te buiten gaan.

Dat de Melvins-frontman het zonder Dale Crover kan, wisten we al van de uit '92 stammende 'King Buzzo'-ep. Dat hij echter ook volledig alleen en akoestisch een absoluut meesterwerk kan afleveren, weze dan weer een aangename nieuwigheid.

zaterdag 30 augustus 2014

White Mystery: 'Telepathic' (2013)

Op 'Telepathic' bewijst het uit Chicago afkomstige duo White Mystery dat ze de even energieke als gesofisticeerde dynamiek die ze live tentoonspreiden ook overtuigend weten over te brengen op plaat. Het weze duidelijk dat de gitaarspelende zus Alex en drummende broer Francis White elkaar, al zeker op muzikaal vlak, blindelings vinden, waardoor ze de meest ingenieuze tempowisselingen moeiteloos tot een organisch geheel kunnen smeden.

Terwijl een aantal de grens van het epileptische net niet overschrijdende hyperkinetische uitbarstingen natuurlijk worden afgewisseld met haast tribaal bezwerend voortjakkerende kadansen, horen we op de uit de band springende ballad 'Hey Shirley' zelfs akoestische gitaren . Meeslepende toegankelijkheid wordt bovendien nooit uit het oog verloren zoals onder meer de primitieve stomper met de kinderlijk aandoende lyrics 'Buttheads from Mars' en de aanstekelijke punkrockstrofe van 'Secret garden' ten overvloede bewijzen.

Met een flinke lofi punkinsteek munten beide roodharige krullenbollen uit in erg vuil gespeelde rock-'n-roll (luister het aan een authentiek Bo Didleybeat opgehangen 'Dirty hair er maar eens op na), waarmee we doelen op de (dikwijls) distorted, ongepolijste sound en de, hoewel niet minder opzwepende, vaak tegendraadse riffs, en geenszins op de muziektechnische capaciteiten van het tweetal. Zowel de snedige gitaar en de drums verraden immers een uiterst hoge bedrevenheid.

Alex en Francis zijn beiden verantwoordelijk voor de vocalen, hetzij in afwisseling (bij momenten als vraag/antwoord binnen een nummers zoals bijvoorbeeld op 'Jungle cat'), hetzij als ondersteuning bij elkaar of als volwaardige samenzang. Zo herinnert de treiterend dreigende vocale duoprestatie op 'The prophecy' zelfs aan de non-conformistische sludgepunk van Flipper. Alle twee brengen ze het er met andere woorden met verve vanaf. Terwijl ze elk op zich beschikken over een branievol, bijna brutaal timbre, is het toch de gitariste die zich ontegensprekelijk als frontvrouw opwerpt. Meer nog dan haar broer blinkt ze qua zang daarenboven namelijk uit in soepelheid en diepgang waardoor ze als vanzelfsprekend de lead naar zich toe trekt.

White Mystery combineert de rauwe energie en rebelsheid van punk met de intelligentie en avontuurlijkheid (in tekst en muziek) van de interessantere artrock, en levert met 'Telepathic' een sterk staaltje van hun kunnen af. Het wordt met name dringend tijd om ons hun dit jaar verschenen dubbelalbum 'Dubble dragon' eindelijk eens aan te schaffen.

maandag 12 mei 2014

Warm Soda : 'Young reckless hearts' (2014)

Matthew Melton komt ons steeds meer voor als een aanjager en perfectionist die de lat voor zijn groepsleden zo hoog legt dat een langdurige samenwerking allerminst vanzelfsprekend wordt. Niet alleen bracht de getalenteerde zanger-gitarist sinds 2009 reeds 6 full albums op de markt, maar ook moest hij na het plotse uiteenvallen van zijn vorige band Bare Wires middenin het gerenommeerde showcasefestial SXSW van 2012 op twee jaar tijd evenveel keer op zoek naar een nieuwe begeleiding. Terwijl hij onder de naam Warm Soda oorspronkelijk keihard terug sloeg met het uitmuntende 'Someone for you' zag hij zich na het pas verschenen 'Young reckless hearts' eens te meer verplicht een promotour te cancellen wegens vertrokken of buitengebonjourde medemuzikanten.


Nochtans lijkt het erop dat de Californische frontman na het aanstekelijk rammelrockpoppende debuut zelf voor vernieuwing koos en een trio degelijke, technisch erg onderlegde en bovenal ultrastrakke companen inhuurde om wat meer rechttoe rechtaan te kunnen rocken en zelfs mogelijkheden te creëren om uit het genre te breken. Terwijl dit op de recente langspeler een absoluut hoogtepunt oplevert met de organisch groovende afsluiter 'Stranger to me' dat fel aan The Wipers en embryonale Screaming Trees herinnert, moeten we bekennen dat het verder allemaal een beetje minder sprankelt dan voorheen. Dat Melton evenwel nog altijd beschikt over een sterk gevoel voor melodie gecombineerd met aanzienlijke songwriterscapaciteiten bewijzen fris aanstekelijke nummers als 'Going in circles', 'Forbidden emotion' en 'When your eyes meet mine'. Feit is wel dat die laatste haast letterlijk een kopie is van 'Only in your mind' vanop het vorige album.

Ook hetzelfde gebleven zijn verder de ongepolijste garagerocksound en Meltons vertrouwd ingehouden manier van zingen. Een verschil merken we dan weer in de backings die voor een keer loepzuiver en constant toonvast voor de dag komen. Dit alles maakt van 'Young reckless hearts' uiteindelijk een meer dan behoorlijke plaat die voor liefhebbers van popgevoelige retrorock zeker het uitchecken waard is. Toch kan ze ons inziens niet tippen aan het frivolere 'Someone for you'.

donderdag 27 maart 2014

Wim Versteden: 'Gesluierde macht' (1988)

Als overtuigde aanhangers van de DIY-attitude diepten we doorheen de jaren al menig pareltje op uit de enorme poel zelf gereleasete cd's. Nu waagden we ons met 'Gesluierde macht' voor het eerst aan een in eigen beheer uitgegeven boek, en we moeten eerlijk bekennen dat dat ferm tegenviel.

Het enige dat we inhoudelijk met volstrekte zekerheid kunnen melden is dat we te maken hebben met een idealistische aanklacht tegen corruptie in (door geestelijken bestuurde) bejaardentehuizen. In een even structuurloze als rommelige ik-vertelling maken we kennis met Toon Vreemdeling die op volledig ongeloofwaardige wijze op 21-jarige leeftijd wordt aangesteld als directeur van zo'n, door een kloosterorde bestierde instelling. Vol goede moed tracht hij paal en perk te stellen aan de courante frauduleuze praktijken en heeft hij vooral oog voor het welzijn van de rusthuisbewoners. Dit wordt hem niet door iedereen in dank afgenomen en uiteindelijk bekoopt hij het nogal drastisch met zijn leven.

Versteden geeft blijk van een manifest gebrek aan narratief vermogen, waardoor hij er zelfs niet in slaagt het neerpennen van een clichématige strijd tussen de frisse jongeling en het vastgeroeste systeem tot een min of meer bevredigend resultaat te brengen. Het relaas is doorspekt van steriele, onnatuurlijke en ronduit warrige dialogen wat hoegenaamd niet geholpen wordt door de veelvuldige toevoeging van stopwoorden als “allee” en “ik bedoel maar”. Zelfs het neerzetten van een stoet bordkartonnen karakters lijkt te hoog gegrepen. Of de schrijver nu psychologisch inzicht ontbreekt, dan wel het gewoonweg niet verwoord krijgt maakt uiteindelijk onze zaak als lezer niet.

Over stijl is al helemaal geen sprake vermits de vermoedelijke afwezigheid van eindredactie zich op elk mogelijk vlak laat gevoelen. Naast de occasionele tikfouten, zondigt de auteur niet alleen tegen zowel spelling als grammatica, maar vergist hij zich ook nog eens geregeld bij zijn naamgeving. Zo wordt bijvoorbeeld zuster Purisima binnen enkele regels op dezelfde bladzijde plots Purusima en vice versa. Daarnaast vertonen tevens de gebruikte tijd en het gezichtspunt inconsistenties. We beten er onze tanden helemaal op stuk, en kregen zelfs sterk de indruk dat ook de auteur er op een bepaald moment genoeg van had. Hij sluit zijn verhaal namelijk nogal abrupt af met een schematische opsomming van relevante feiten, een beetje in de stijl van een telvisiedocumentaire die vlak voor de aftiteling nog wat highlights uit het verdere leven van de protagonisten meegeeft. Hoewel we dit verhaaltechnisch absoluut not done vinden, waren we eveneens opgelucht dat we het boek eindelijk definitief dicht konden slaan.

We begrijpen met andere woorden maar al te goed waarom destijds geen enkele uitgeverij bereid was dit manuscript een volwaardige kans te geven. Tegelijkertijd hopen we uit de grond van ons hart dat dit werkstuk niet representatief is voor het merendeel van de niet officieel gepubliceerde literatuur.

vrijdag 14 maart 2014

Christophe Vekeman : 'Een borrel met Barry' (2005)

Sinds de generatie Lanoye-Brusselmans komt Christophe Vekeman (°1972) in Vlaanderen misschien nog wel het dichtst in de buurt van een literair enfant terrible. Terwijl hij het, in tegenstelling tot laatstgenoemde, doorgaans weliswaar beschaafd houdt, zit hij zelden verlegen om een uitgesproken mening, en spreekt uit zijn werk karakteristiek de milde rebellie van de outsider.

Zo ook in zijn tragikomische derde roman (vierde als je er de verhalenbundel 'Wees maar niet bang' bij rekent) 'Een borrel met Barry' die aanvangt met een geslaagd humoristische captatio benevolentiae, waarbij op laten we zeggen de wijze van Reve bij momenten hilarische kritiek wordt gespuid op een hyperbolische jan-met-de-pet en zijn dagdagelijkse beslommeringen, en die je voor je het goed en wel beseft meesleept in een beklemmend relaas dat de als universeel gepresenteerde inherente tragiek van menselijke relaties pijnlijk bloot legt. Van meet af aan houd je er evenwel best je aandacht bij, vermits de auteur zich nog steeds een aanhanger toont van W.F. Hermans' romantechnische principe van doelgerichtheid waar eerder al de titel van debuut 'Alle mussen zullen sterven' (1999) naar verwees. Zelfs de kleinste voorvallen spelen met andere woorden later nog een rol van betekenis in het verhaal.

Als de beklagenswaardige antiheld Sebastiaan Krops zich gedwongen ziet de genaamde Barry, de nieuwe vriend van zijn schoonzus, een borrel aan te bieden, trekt zich een noodlottige aaneenschakeling van gebeurtenissen op gang die het de als psycholoog opgeleide Vekeman mogelijk maken zijn gedegen kennis van de menselijke geest te etaleren waarbij hij niet zelden op drijfveren stuit waar je allerminst vrolijk van wordt. Doordat de focaliser avondles creatief schrijven geeft krijgen we daarenboven een glimps te zien van de auteurs visie op zijn schrijverschap. Hij wijst ondermeer op het cruciale belang van een openingszin, en geeft impliciet aan dat hij door de keuze voor een roman in de derde persoon bewust afstand neemt van zijn personage. Toch komt het ons voor dat Christophe Vekeman een niet onaanzienlijk stuk van zijn persoonlijkheid op tafel legt.

Ondanks de sombere thematiek blijft 'Een borrel met Barry' redelijk licht van toon door de consequent aanwezige humoristische noot en niet in het minst door Vekemans frivool soepele taalgebruik dat de vaart er flink in houdt. Naar onze mening vond hij met name de perfecte lijn waarop entertainment en diepgang met in elkaar verstrengelde vingers hand in hand gaan.

dinsdag 11 maart 2014

John Murry live in Huis 23 op 10.03.14


Een echte hoogvlieger kan je de passage van John Murry in de AB's Huis 23 bezwaarlijk noemen. Daarvoor is de man technisch te beperkt als zanger en als gitarist. Ook zijn eerder summiere oeuvre is op een handvol echt sterke nummers na wat te doorsnee. Met zijn je m'en foutistische présence maakt hij echter veel goed. Het zegt genoeg dat de uitgebreide, haast aan stand up comedy grenzende verhalen tussen de songs door misschien wel meer weten te boeien dan de eigenlijke muzikale prestatie.

In een gemoedelijke sfeer werkt Murry zich gezapig doorheen zijn set die flink wat covers bevat van onder andere Chuck Prophet, Sparklehorse, Bruce Springsteen en Neil Young. De momenten dat deze versies een meerwaarde bieden ten opzichte van het origineel zijn evenwel schaars. Op een nieuw nummer na put de Amerikaan verder vooral uit zijn voorlopig enige soloalbum 'The Graceless Age'. Terwijl we 'California', 'The ballad of the pyjama kid' en 'Southern sky' onmiskenbaar tot de hoogtepunten rekenen, grijpt bisnummer 'Little coloured balloons' uiteindelijk nog het meest naar de keel. Door de losse en rommelige aanpak beleefden we sowieso een best wel charmante avond, al bleven we muzikaal wat op onze honger zitten.

zondag 23 februari 2014

Valeer Van Kerkhove: 'De gijzelaars' (1977)

Na begin jaren 50 veelbelovend te zijn gedebuteerd met een drietal romans richtte Valeer Van Kerkhove (1919-1982) zich ruim twee decennia lang zowat exclusief op bewerkingen voor toneel, radio en televisie. Eind jaren 70 wist hij alsnog te verrassen met 'De gijzelaars' dat uiteindelijk zijn zwanenzang zou worden. Terwijl dit werk door het specifieke dagboek-opzet vormelijk misschien wat vereenvoudigd overkomt, blijft de christelijke thematische inslag na al die tijd wel nog overeind, deze keer met rechtvaardigheid, schuldbesef en loutering als belangrijkste peilers.

De auteur creëert een beginsituatie die wat doet denken aan een variant op het welbekende gevangenendilemma uit de speltheorie: Tijdens WOII is een bewaker van een bankkluis ongewild getuige van een verzetsmoord op een Duitse officier. Uit door de omstandigheden terechte angst zelf beschuldigd te worden, kiest de jongeman instinctief het hazenpad. De bezetters nemen echter gijzelaars en stellen een ultimatum waarbinnen de dader zich met een tastbaar gevaar voor de doodstraf dient aan te geven of de niet helemaal willekeurig uitgekozen burgers worden geëxecuteerd. De veronderstelde beschuldigde maakt de keuze gedurende de rest van de oorlog onder te duiken, een beslissing die ingrijpende gevolgen heeft voor zijn verdere leven.

Om met zijn geweten in het reine te komen stort hij zich compulsief op het neerpennen van alle voorvallen, gedachten, gevoelens en wereldbeschouwelijke overpeinzingen die met de noodlottige feiten in verband staan; en dit houdt hij al 22 jaar vol zonder ook maar een stap dichter bij de verlossing te komen, tot op een bepaald moment de toevallige, maar altijd als onafwendbaar beschouwde ontmoeting met de echte moordenaar J.K. plaats vindt. 'De gijzelaars' bestaat uit de aantekeningen die het ik-personage in de hieropvolgende maand maakt. We leren een uitermate getroebleerd man kennen wiens leven en persoonlijkheid volledig en verpletterend beheerst worden door dat ene, nauwelijks een handvol seconden in beslag nemende voorval dat dan nog volledig buiten zijn wil om gebeurde. Terwijl J.K., die zich probleemloos een succesvolle positie in de maatschappij wist te veroveren, er zich eenvoudigweg vanaf heeft gemaakt met de gedachte dat hij orders van hogerhand opvolgde, wordt de ik-figuur ten gronde verteerd door schuldgevoelens en allerhande twijfels, inclusief die aan zijn eigen bestaansrecht. Naast een ethische geeft dit de roman tevens een sterke psychologische en filosofische inslag mee.

De schok die het weerzien met J.K. veroorzaakt sijpelt onherroepelijk door in de stijl van de ik-vertelling. Deze vormt een weerspiegeling van de geestestoestand van het hoofdpersonage, waardoor de feitelijke gebeurtenissen zich slechts langzaam en verward onthullen, en het dagboek bij momenten zelfs evolueert richting (soms halfdronken) monologue intérieur. Door deze aanpak wekt Valeer Van Kerkhove de behandelde problematiek op overtuigende wijze tot leven, en levert hij een aangrijpend relaas af dat je onvermijdelijk zelf aan het denken zet. Uiteindelijk weet de schrijver schijnbaar vanuit het niets nog op de proppen te komen met een min of meer happy end.

woensdag 12 februari 2014

Sigrid Gulix: 'Beerschot, dat zijn wij. De macht van de achterban.' (2013)

Iedere twee weken spelen zich voor onze provinciale competities ongeziene taferelen af op het Kiel. KFCO Beerschot Wilrijk werkt hier immers steevast haar thuiswedstrijden af voor meer dan 7000 toeschouwers, een aantal waar menig eersteklasser (zelfs met POI-ambities) jaloers op kan zijn. Deze zoveelste gedaante van Beerschot, sinds jaar en dag één van de woeligste clubs van het land, zorgt daarnaast voor nog een andere innovatieve ontwikkeling in het Belgische voetbal, met name supportersparticipatie (naar Duits model) in het bestuur. Het uiteindelijke doel zou voor 51% zeggenschap aangaande het gevoerde beleid zijn, maar voorlopig doen ze het met 20%. Hoe het één en ander tot stand kwam kan je erop nalezen in 'Beerschot, dat zijn wij.' van Sigrid Gulix die het laatste seizoen van Beerschot AC in dienst was als directiesecretaresse onder Patrick Vanoppen en aldus de neergang en nieuwe start van op de eerste rij meemaakte.

Verwacht je niet aan diepgaande onderzoeksjournalistiek, maar eerder aan een levendig tijds- en sfeerdocument om het frisse elan dat het kersverse project kenmerkt mee te bestendigen. De auteur geeft in haar inleiding immers aan dat ze kort op de bal wil spelen, en daardoor niet de tijd vond iedereen te ondervragen die ze idealiter had willen spreken. Bovendien windt ze er geen doekjes om dat ze zich liever niet waagt aan het uitspitten van een aantal onfrisse zaken, alleen al om potentiële rechtszaken te vermijden. Haar eigen wederwaardigheden gecombineerd met een aantal getuigenissen van andere medewerkers (zowel technische staf als directie), een occasionele speler, een handvol journalisten en vooral veel supporters zetten de gebeurtenissen van het noodlottige seizoen 2012-2013 nog eens netjes op een rijtje vanuit een perspectief waar de afloop reeds gekend is.

Louter feitelijk komt een beetje Beerschot-supporter namelijk weinig wereldschokkends aan de weet. Op hier en daar een individuele anekdote na werd alles wel (al dan niet tussen de lijnen) gecovered door de reguliere media, zeker als je dit combineert met supporterspraat zowel van in het stadion als op internetfora. De veelheid aan informatie die je doorheen een jaar op die manier bereikte, wordt in het relaas gefilterd waardoor feiten zich onderscheiden van geruchten en reeds lang gekoesterde vermoedens dan toch concreet vorm krijgen. Gulix brengt alles samen in een vlot leesbaar document, en bundelt een aantal oorzaken die een debacle onvermijdelijk maakten, gaande van de lage trainigsintensiteit en het gebrek aan discipline onder trainer Adrie Koster, over de excentrieke en niet overal gesmaakte aanpak van de overambitieuze voorzitter Vanoppen tot het gerommel in de spelerskern en de escalerende financiële problemen die het definitieve einde van Beerschot AC zullen betekenen. Het boek eindigt echter met een positieve noot en opening naar de toekomst toe als een aantal supporters die hun club niet lijdzaam ten onder willen zien gaan, zich los van elkaar groeperen tot Wij Zijn Beerschot en het Beerschot Collectief, en uiteindelijk samen aan een nieuw verhaal beginnen.

Sigrid Gulix houdt haar toon neutraal, toont begrip voor verschillende standpunten en verliest zich niet in emotionele beschuldigingen. Zo biedt ze iedereen die Beerschot een warm hart toedracht niet alleen een tastbare en in zekere zin optimistische herinnering aan een voorbije periode aan, maar niet in het minst ook een ode aan de supporter die de echte ziel en de ware bestaansreden van een club vormt.

dinsdag 28 januari 2014

Paul Lebeau : 'Voltooid verleden tijd' (1967)

Met zijn 60ste verjaardag binnen handbereik achtte Paul Lebeau (1908-1982) de tijd rijp een bedrieglijk lichtvoetige, niet zelden van milde ironie doorspekte terugblik te werpen op enkele kantelmomenten in zijn leven. Allerminst een slecht idee, vinden we, vermits de gefragmenteerde memoires die we in 'Voltooid verleden tijd' tegenkomen, op meerdere vlakken weten te bekoren.

Om te beginnen bevatten de scherp en bondig gebrachte anekdotes, beschouwingen en karakterschetsen voldoende entertainmentsgehalte om tot het einde geboeid bij de les te blijven. Uiteraard levert dat allemaal ook behoorlijk wat biografische informatie op, die in se al interessant is. Daar komt echter nog bij dat Lebeau de focus ruim genoeg houdt, en zo als ervaringsdeskundige en eerstehands getuige een betrouwbaar beeld schetst van de tijdsgeest en een levensecht inzicht geeft in een drietal mini-maatschappijen. De novelle staat eerst uitgebreid stil bij de auteurs studentenjaren in Leuven tijdens het interbellum wanneer de Vlaamse jeugd voorzichtig in opstand komen tegen het overwegend Franstalige karakter van de universiteit, spitst zich vervolgens even toe op zijn legerdienst in de embryonale aanloop naar W.O.II, om ten slotte eerder summier af te sluiten bij 's mans wederwaardigheden als leerkracht.

Ook taaltechnisch maakt 'Voltooid verleden tijd' indruk. Zonder snoeven gebruikt de Antwerpenaar zijn onmiskenbare maar wat verborgen gehouden eruditie om puntig, soepel en erg vlot voor de dag te komen. Hiervoor hanteert hij de indertijd parallel toegestane progressieve spelling, die haar doorbraak nooit helemaal heeft kunnen forceren.

Paul Lebeau heeft van schrijven nooit zijn hoofdberoep gemaakt waardoor hij logischerwijze kwantitatief gezien geen al te ontzagwekkend oeuvre heeft nagelaten. Als we enkel op zijn debuut 'Het experiment', het algemeen als meesterwerk beschouwde 'Xanthippe' en nu dus ook 'Voltooid verleden tijd' afgaan, staat hij dan weer wel garant voor kwaliteit.

dinsdag 21 januari 2014

La Luz: 'Damp face' (2012)

Met het recente 'It's alive' onder de arm steekt de Amerikaanse retropop-formatie La Luz binnenkort de oceaan over voor een Europese tour die hen op 4 april naar het Leuvense STUK brengt. Twee nummers op de nieuwe langspeler werden geplukt van de oorspronkelijk in eigen beheer uitgebrachte, maar al snel door het hippe Burger Records opgepikte debuut-ep 'Damp face'. Op dit mini-album presenteerden de vier jongedames zich voor het eerst aan de wereld als een uiterst getalenteerde band die een wat zweverige, met psychedelische keyboards afgewerkte mix brengt van jaren 50-pop en jaren 60-surf.

Terwijl de meeslepend toegankelijke opener 'Call me in the day' drijft op een authentiek doo-wopbeat, roept ook de wat luie kadans van de hieropvolgende, instrumentale titelsong zelfs in januari probleemloos een mijmerende zomeravond in herinnering. Met het surfy 'Sure as spring' belanden we dan aan bij het meest up-tempo en catchy nummer op de plaat. Tekstueel vindt de poëtisch erg sterk uit de hoek komende frontvrouw Shana Cleveland een ideaal evenwicht tussen instant betekenisvol en mysterieus. Waar haar dromerige leads de sfeer voor een groot deel bepalen, completeren en versterken de vocale harmonieën van de drie anderen het gecreëerde onwereldse gevoel. Na 'Clear night sky' dat een bitterzoete synthese van alle voornoemde elementen vormt, sluit de ep af met het statig lome popnummer 'Easy baby' waar een David Lynch wel blijf mee zou weten moest hij zich bijvoorbeeld nog eens aan een opvolger voor 'Blue velvet' willen wagen.

La Luz komt op 'Damp face' weemoedig, breekbaar, etherisch en toch behoorlijk vinnig voor de dag. Ze zaaien hiermee de kiem van een potentieel erg succesvolle carrière. Op basis van wat we reeds hoorden ligt 'It's alive' stilistisch en kwalitatief immers helemaal in dezelfde lijn. Naar verluidt komt het kwartet uit Seattle ook live goed uit de verf, een gegeven dat we deze lente zeker gaan uitchecken in Leuven.

zondag 5 januari 2014

S. Vestdijk: Het glinsterend pantser (1956)


Vanwege zijn enorme en veelzijdige literaire output werd Simon Vestdijk (1898 – 1971) reeds in 1935 door collega Menno ter Braak bewonderend als duivelskunstenaar bestempeld. Chronologisch ergens halverwege zijn uitgebreide oeuvre vinden we - wat in de schaduw van onder andere 'Terug tot Ina Damman' en 'Ierse nachten' - 'Het glinsterend pantser' terug. Dit eerste deel van de Victor Slingeland-trilogie leest aan de oppervlakte als een soort vergeestelijkte detectiveroman waarin de ik-verteller na een eerder toevallige ontmoeting op middelbare leeftijd een haast obsessieve speurtocht onderneemt naar een potentiële, verborgen karaktertrek van zijn jeugdvriend. Via een schier eindeloze rij gesprekken en psychologische bespiegelingen in combinatie met het levendig ophalen van herinneringen ontmantelt hij langzaam maar zeker het glinsterende pantser dat de ondertussen gevierde dirigent Slingeland als beschermend schild rond zich opgetrokken heeft.

Belangrijker dan de plot die niet zoveel om het lijf heeft en waarvan de uitkomst nu ook weer niet al te spectaculair is, zijn de diepgaande analyses die het autobiografisch getinte hoofdpersonage S. maakt van op zich banale huisbezoeken, kleine verliefdheden, observaties van dagdagelijkse dorpstaferelen en dergelijke meer, en niet in het minst van zijn eigen reacties op al deze wederwaardigheden. Neem daar bij dat de auteur, zoals het een zichzelf respecterend schrijver in die tijd betaamde, grossiert in goed gestoffeerde, heen en weer kronkelende volzinnen, en je weet dat het tempo van het verhaal eerder aan de lage kant ligt. Deze werkwijze wekt dan weer wel een indruk van uiterst gedegen vakmanschap. Dit gegeven wordt extra in de verf gezet doordat Vestdijk een grondige culturele bagage etaleert waarin op, naar hedendaagse normen, oubollige wijze de Grieks-Latijnse oudheid en een gedegen kennis van klassieke componisten een belangrijke rol spelen.

Het lijkt daarenboven niet te vergezocht om in Victor Slingeland (V.S.) een afgesplitst deel van de persoonlijkheid van de romancier te zien. Hierdoor komt de subtiele machtsstrijd die in het boek gaande is tussen de dirigent en S. symbool te staan voor de kleine oorlogen die zich afspelen in Vestdijks eigen hoofd. 'Het glinsterend pantser' vormt een erg gelaagd en intrigerend werkstuk dat de reputatie van de auteur alle eer aan doet.